Actueel
Promoties
di 20 mrt 2018
In deze rubriek een overzicht van recente interessante promoties. Met dit keer:
- Depressie bij ouderen alerter diagnosticeren en behandelen
- Mediamultitasking veroorzaakt aandachtsproblemen
- Pesters populairder op middelbare school dan op de basisschool
- Verlegen ouder, verlegen kind?
- Depressie bij ouderen alerter diagnosticeren en behandelen
Depressie is een ernstige psychiatrische stoornis die zorgt voor een grote ziektelast. Bovendien vergroot een depressie de kans op het ontstaan van niet-psychiatrische chronische ziekten, zoals hart- en vaatziekten, diabetes, overgewicht, en zelfs vroegtijdig overlijden. Er zijn aanwijzingen dat depressie zich op latere leeftijd anders presenteert, andere oorzaken heeft en een ander beloop kent dan bij mensen met een depressie op jongere leeftijd. Nu de levensverwachting steeds hoger wordt en meer mensen een hoge leeftijd bereiken, is het belangrijk om de preventie, diagnose en behandeling van depressie goed te laten aansluiten op een ieders levensfase.
Chronologische leeftijd versus biologische leeftijd
Roxanne Schaakxs onderzocht de relatie tussen depressie en twee soorten leeftijd: chronologische leeftijd, gebaseerd op iemands geboortedatum en biologische leeftijd. In dit geval werd biologische leeftijd gedefinieerd als de lengte van telomeren. Telomeren zijn de uiteinden van onze chromosomen, die als functie hebben ons DNA te beschermen tegen beschadiging. Kortere telomeerlengte wordt gezien als een risicofactor voor een slechte gezondheid. Voor beide vormen van leeftijd heeft Schaakxs onderzocht of er een verband is tussen leeftijd en de kenmerken van depressie, risicofactoren van depressie, en het beloop van depressie. Mensen met en zonder een depressie tussen de 18 en 93 jaar werden in deze studie meegenomen, waardoor verschillen tussen leeftijdsgroepen goed konden worden bestudeerd. Deze mensen waren deelnemers van de Nederlandse Studie naar Depressie en Angst (NESDA) en de Nederlandse Studie naar Depressie bij Ouderen (NESDO).
Depressie en leeftijd
Het onderzoek van Roxanne Schaakxs kent twee duidelijke conclusies. Allereerst werd duidelijk dat depressie bij een hogere chronologische leeftijd zich vaker dan op jonge leeftijd kenmerkt door somatische symptomen zoals slaapproblemen en pijn, en minder door stemmingssymptomen zoals angstgevoelens. Aspecten van een slechte gezondheid bleken daarentegen juist op jongere leeftijd sterker samen te hangen met depressie. Het beloop van depressie gedurende twee jaar bleek vanuit verschillende perspectieven ongunstiger te worden bij toenemende chronologische leeftijd. Hoewel er een sterke samenhang bleek te zijn tussen depressie en chronologische leeftijd, vond Schaakxs geen aanwijzingen dat binnen ouderen ook biologische leeftijd gerelateerd was aan depressie. Oudere en jongere volwassenen krijgen op dit moment een vergelijkbare diagnostiek en behandeling. De resultaten van dit proefschrift vormen een aanleiding om deze werkwijze te heroverwegen en bij ouderen alerter te zijn op lichamelijke klachten als symptomen van depressie.
Major depressive disorder across the life span: The role of chronological and biological age. Promotie Roxanne Schaakxs VUmc, 22 februari 2018
- Mediamultitasking veroorzaakt aandachtsproblemen
Jongeren die meerdere media tegelijkertijd gebruiken, kunnen meer last krijgen van aandachts- en slaapproblemen. Dit blijkt uit het proefschrift van Winneke van der Schuur, die aan de Universiteit van Amsterdam promoveerde op dit onderwerp.
Mediamultitasking, zoals het bekijken van YouTube-filmpjes tijdens het maken van huiswerk, neemt toe onder jongeren. Volgens Van der Schuur is er geen verband tussen mediamultitasking en slechtere schoolprestaties. Ook is het niet gerelateerd aan meer emotionele problemen. Toch vindt zij het belangrijk om waakzaam te blijven voor negatieve gevolgen.
Van der Schuur pleit daarom voor het ontwikkelen van wetenschappelijk onderbouwde programma's die jongeren leren omgaan met de hoeveelheid media. Ouders en leerkrachten spelen daarin een belangrijke rol. Ouders kunnen jongeren bijvoorbeeld helpen door heldere en consistente regels op te stellen, waarbij ze ook rekening houden met hun behoeften.
Juggling with Media: The Consequences of Media Multitasking for Adolescent Development. Promotie Winneke van der Schuur. Universiteit van Amsterdam, 22 februari 2018
- Pesters populairder op middelbare school dan op de basisschool
Op de middelbare school zijn leerlingen die pesten populairder dan op de basisschool. Dit blijkt uit onderzoek van gedragswetenschapper Loes Pouwels onder meer dan 2000 middelbare scholieren en 500 basisscholieren.
“Er is veel meer onderzoek naar het pesten op de basisschool dan op de middelbare school. Met mijn onderzoek wil ik een begin maken om meer inzicht te krijgen in het pesten op de middelbare school”, aldus gedragswetenschapper Loes Pouwels.
Pesten
Pouwels keek met name naar de sociale status en populariteit van leerlingen en de verschillende rollen die zij hadden bij het pesten. Zo onderscheidt zij slachtoffers, pesters, assistenten, aanmoedigers, verdedigers en buitenstaanders.
Slecht nieuws: pesten 'loont'
Het onderzoek van Pouwels laat zien dat pesten veel voorkomt op de middelbare school. 10-15% procent van de leerlingen geeft aan slachtoffer te zijn van pesten, en volgens klasgenoten is meer dan 30% een pester, assistent of aanmoediger van pesten. Op de middelbare school zijn pesters populairder dan op de basisschool, en verdedigers juist minder populair. Het lijkt er dus op dat pestgedrag op de middelbare school beloond wordt met populariteit, en een slachtoffer verdedigen juist niet. “Een verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat jongeren steeds meer inzicht in de sociale relaties in hun klas krijgen naarmate zij ouder worden. Zij leren dat met name agressief gedrag, zoals pesten, ervoor kan zorgen dat zij populair worden. Bovendien vinden middelbare scholieren het belangrijker om populair te zijn dan leerlingen op de basisschool.”
Hoe pesten wordt goedgepraat
Opvallend is dat leerlingen op de middelbare school negatief zijn over pesten in het algemeen, terwijl zij het pesten van bepaalde klasgenoten niet sterk afkeuren. Pouwels: “Leerlingen praten dat goed door te wijzen op negatieve eigenschappen van het slachtoffer, en de pesters keuren ze ook minder af juist omdat die populair zijn.” Volgens Pouwels impliceren haar bevindingen dat er anti-pestprogramma’s moeten komen die zich richten op de populariteit van pesters op de middelbare school.
The Group Process of Bullying. Promotie Loes Pouwels. Radboud Universiteit Nijmegen, 18 januari 2018.
- Verlegen ouder, verlegen kind?
Bijna 10% van de Nederlanders krijgt ergens in zijn leven last van een sociale-angststoornis. Deze mensen zijn bang dat andere mensen hen vreemd of raar vinden, of ze zijn juist bang voor hun eigen reactie wanneer ze in sociale situaties terechtkomen. Denk bijvoorbeeld aan angst om te gaan trillen of blozen voor een groep mensen.
Overeenkomsten in hersenactiviteit
Eerder onderzoek liet al zien dat zo’n sociale-angststoornis – of ‘extreme verlegenheid’ – erfelijk is. Wie extreem verlegen ouders heeft, heeft een grotere kans op dezelfde verschijnselen. Maar het is moeilijk om specifieke genen te vinden, omdat sociale angststoornis zo’n breed concept is. In haar promotieonderzoek laat ontwikkelingspsychologe Harrewijn nu zien dat hersenactiviteit bij een ‘aanval’ van extreme verlegenheid ook erfelijk is en gerelateerd is aan sociale angst. De hersenactiviteit van familieleden met extreme verlegenheid vertoonde duidelijke overeenkomsten.
Verlegenheid prikkelen
Harrewijn onderzocht voor haar dissertatie in totaal 134 mensen uit negen verschillende families waarvan sommige leden te maken hebben met sociale fobie. Voordat ze zogeheten EEG-scans maakte van de hersenen, werd de extreme verlegenheid van de proefpersonen geprikkeld. Voor de eerste opdracht vertelde ze de deelnemers aan het experiment dat hun portretfoto beoordeeld zou worden door een leeftijdsgenoot. Voor de tweede opdracht moesten de proefpersonen een filmpje maken over hun goede en slechte eigenschappen, welke ook beoordeeld zou worden door een leeftijdsgenoot.
Corticale en subcorticale gebieden
Die beoordeling door leeftijdsgenoten vond uiteindelijk niet plaats, maar de dreiging was voldoende om het stressniveau bij de deelnemers flink op te voeren. Dat was bijvoorbeeld te zien aan de hersenactiviteit vlak voor het maken van een filmpje, die bij deelnemers met sociale angst met name tussen de corticale en subcorticale gebieden in de hersenen verhoogd was. Harrewijn: “Waar het corticale gebied vooral de controle reguleert, gaat het subcorticale gebied juist over emotie. Het lijkt erop alsof beide gebieden strijden om de aandacht.”
Kopieergedrag
“Deze bevindingen helpen toekomstig onderzoek naar de genetische achtergrond van sociale angst”, zegt Harrewijn. “Deze hersenactiviteit is specifieker dan de stoornis, en wordt dus waarschijnlijk beïnvloed door minder genen. Al kan de hersenactiviteit ook een kwestie zijn van kopieergedrag in plaats van genetische overeenkomsten: wellicht kan een kind van extreem verlegen ouders dat gedrag ook aanleren. Vervolgonderzoek moet uitwijzen of we deze hersenactiviteit al zien bij kinderen voor ze sociale-angststoornis ontwikkelen, zodat we hen zo vroeg mogelijk kunnen helpen.”
Shy parent, shy child? Promotie Anita Harrewijn. Universiteit Leiden, 18 januari 2018