Actueel

Van ervaring naar verbeterd handelen

Boekbespreking: Professioneel reflecteren

ma 05 jul 2021 - Sijtze de Roos

Hoonhout, M., Luijk, C. van, Duijnker, A., Knuwer, A., & Merkies, R. (2020).
Professioneel reflecteren: Werkervaringen omzetten in beter handelen. Amsterdam: Boom.

Hulp- en zorgverleners, counsellors en therapeuten worden in de loop van hun werk geconfronteerd met – om maar iets te noemen – spanningen tussen afstand en betrokkenheid of vragen over de hantering van tegenoverdrachtsgevoelens in hun contacten met ‘moeilijke’ cliënten. Het kan helpen om daar achteraf ‘leerzaam op terug te zien voor later’ (vgl. Zier, 1975). Of anders gezegd: om daarop te ‘reflecteren’ – met collega’s in intervisie, bijvoorbeeld, of met behulp van een supervisor. Willen professionals autonoom en zelfsturend hun vak (leren) ontwikkelen, dan is, zo wordt inmiddels breed gedacht, reflectie een conditio sine qua non.

Het is dan ook niet vreemd dat over reflectie al jaren tal van afstudeerscripties, artikelen en (hoofdstukken in) hand- en methodiekboeken verschijnen. Bekend zijn bijvoorbeeld Schöns gezaghebbende publicaties over ‘reflection before, in and after action’ (1991, 1995) en studies over reflectief leren van onder vele anderen Geenen (2017) en Korthagen (2003). Al langer zijn bovendien veel bijdragen over nut en noodzaak van reflectie in de supervisieliteratuur te vinden. Onderwijskundigen, opleiders, hrm-professionals en coaches volgen deze trend en versterken tot op de dag van vandaag de nadruk op het belang van reflectie voor een betere uitvoering van complex en veeleisend mensenwerk. Als nieuwe loot aan deze stam verscheen eind vorig jaar Professioneel reflecteren: Werkervaringen omzetten in beter handelen, samengesteld en opgetekend door een collectief van vijf begeleidingskundige opleiders en supervisoren.

Professioneel reflecteren
Zoals dat ook het geval is met laagspecifieke verzamelwoorden als ‘coaching’, gaan achter het brede begrip ‘reflectie’ inmiddels uiteenlopende opvattingen en benaderingen schuil. Het wekt daarom geen verbazing dat de auteurs van Professioneel reflecteren hun gezamenlijke onderneming openen met de opmerking dat allerlei “praktijken onder de noemer reflecteren (blijken te) vallen, die wij daar niet onder zouden scharen”. Voor hen was dat aanleiding “om nu eens heel precies op te schrijven wat wij dan onder reflecteren verstaan”.

Dat doen zij vervolgens door zich te beperken tot de vraag hoe professionals van hun werkervaringen kunnen leren door er – samen met anderen – kritisch onderzoekend op terug te kijken. Vandaar het prefix ‘professioneel’ in de titel van hun boek. Verder maken de auteurs duidelijk dat je geen ‘probleem’ hoeft te hebben om van reflectie te kunnen profiteren. Integendeel, hun uitgangspunt is juist dat professionals doorgaans toch al doen wat hen in een gegeven, meestal complexe situatie het beste lijkt en dat daar kritisch terugblikkend van geleerd kan worden om het in vergelijkbare situaties (nog) beter te doen. Van belang is voorts dat professionele reflectie in hun opvatting niet gericht is op persoonlijke groei, maar op kwalitatief betere werkpraktijken.

Op grond van deze zakelijk afgeperkte opvatting gaan de auteurs aan de slag om “reflecteren door professionals te stimuleren”. Zij beginnen aan deze zelfopdracht met uitleg van centrale begrippen. Dat is een goede zet, want zo verdwalen lezers minder snel in de begripsmatige mist die – helaas – zoveel soortgelijke teksten misvormt. Vervolgens voeren zij de lezer stap voor stap langs het proces van reflecteren zoals zij dat opvatten en nastreven. Wat allemaal in professioneel reflecteren – afgekort tot ‘P-reflecteren – meespeelt, waar het goed voor is en wat het opbrengt komt in het tweede hoofdstuk aan de orde.

Zoals ik het lees vormt hun derde hoofdstuk de spil waar het hele boek om draait. Daarin leggen de auteurs uiteen hoe professionals hun eigen manier van reflecteren nader kunnen onderzoeken en verbeteren, wat daar voor nodig is en welke hulpbronnen daarbij van pas komen. Daartoe brengen zij het complexe samenspel van elkaar wederzijds versterkende ‘deelvaardigheden’ in beeld: reflectieve basisvaardigheden, concretiseren, conceptualiseren, het genereren van handelingsalternatieven en het (verder) ontwikkelen van leervaardigheden.

In een vierde en laatste hoofdstuk laten de auteurs ten slotte aan de hand van hun eigen praktijk zien hoe zij tot dit raamwerk zijn gekomen en hoe het praktisch hanteerbaar kan worden gemaakt.

Commentaar
Hoe dit boek te beoordelen? Dat hangt af van de verwachtingen die lezers ervan koesteren en van de eisen die zij eraan stellen. Ik geloof dat het Harry Mulisch was die ooit zei dat de auteur niet de enige schrijver is. Lezers schrijven zijn boeken als het ware al lezend opnieuw en wel allemaal op hun hoogsteigen manier. Net als schrijvers zelf, nemen ook lezers hun voorkeuren en beperktheden in het (her)scheppen van teksten mee. Elke lezer roept weer andere perspectieven in het leven. Dat gegeven maakt het spannend en leerzaam om boeken in een leesclub te bespreken.

Een voorbeeld van zo’n leesgezelschap is de Studieclub Vakliteratuur Windesheim en (Verre) Omstreken, waarvan ik het genoegen heb deel uit te maken. Wat vonden wij van dit boek? Hoe verschillend hebben wij het gelezen en begrepen, en wat levert dat dan op? Op die vragen kwamen de volgende reacties.

  • Wilma Jansen Klomp: “Een uitstekend en zeer bruikbaar boek. Wel mis ik de beroeps- en de maatschappelijke context. De schrijvers noemen het belang ervan weliswaar herhaaldelijk, maar dat wordt nergens verder uitgewerkt. Het is vooral een didactisch boek. Ik vind het heerlijk dat er nu eens weinig voorbeelden in staan; dan blijft er veel ruimte om er open mee aan de slag te gaan.”
  • Jetty de Groot: “Ik heb een heel andere mening over dit boek. Ik vind het een onleesbare, losse verzameling van begrippen; losgezongen van het beroep. Ik krijg geen greep op de doorgaande lijn. Tekstueel vind ik het heel schraal. Het taalgebruik is droog. Wat mij betreft ontbreekt het aan een rode draad, een kader vanwaaruit wordt geschreven. Daarnaast mis ik de context in de voorbeelden die gegeven worden. Contexten zijn belangrijk om de uitwerking van de methode in de praktijk te kunnen verbeelden.”
  • Stieneke Lucassen: “Toch vind ik het een inspirerend boek, waaraan ik mijn aanpak als supervisor mooi kan toetsen. Het boek nodigt mij uit systematischer te werken. Ik vind het bruikbaar voor het vak. Wel valt op dat het woord ‘supervisoren’ wordt vermeden, terwijl het juist voor die doelgroep – in de zin van begeleiders van ervaringsgerichte leerprocessen – bedoeld lijkt. Dat hadden de auteurs mogen uitleggen, want uiteraard is reflecteren ook zinvol voor alle anderen die begeleiden bij leren en werken, al is reflectie dan niet per se (zoals in supervisie) op het leerproces gericht.”
  • Marian van Ingen: “Ik mis een duidelijk kader. Daarom is het boek verwarrend. Ik krijg maar moeilijk contact met de tekst; het zijn allemaal losse woorden zonder duidelijk verband en vol uitweidingen waarvan de zin mij ontgaat. Een voorbeeld is het citaat van Kahneman op bladzijde 25. Waarom staat dat daar, en waarom wordt dat letterlijk op bladzijde 68 herhaald? Positief punt: het schema op bladzijde 152 helpt mij wel. Maar wat ik me afvraag is voor wie dit boek nu eigenlijk geschreven is? Voor professionals, jawel, maar welke? Voor supervisoren, voor opleiders van supervisoren? Voor allerlei anderen? Het blijft vaag.”
  • Corry Horrel: “Ik vond het juist wel een heel duidelijk boek. Wat ik echter miste, is het interpersoonlijke. Ik vind nog steeds helder wat Heleen van Praag (2000) over het supervisieproces schrijft: ‘Eerste proces: supervisor en supervisant geven gezamenlijk gestalte aan hun werkrelatie met als doel de ontwikkeling van de professionele identiteit van de supervisant. Het tweede proces is het interne, intrapersoonlijke proces van professionalisering. Het eerste proces verhoudt zich tot het tweede als middel tot doel.’ Overigens is het schema op pagina 152 mij veel te rigide.”
  • Gerry Aerts: “Ik kan het boek plaatsen in hoe ik de auteurs al langer ken, bijvoorbeeld in het taalgebruik over ‘het optreden’ van de leerbegeleider. Begripsmatig is het op onderdelen wel verhelderend en in zijn geheel een mooi handvat. Onderwijskundig is het goed om ‘concretiseren’ in deelvaardigheden uit elkaar te halen en gedetailleerd uit te werken. Ze hebben Manon Ruijters geïmiteerd door zichzelf tot een onderzoeksgroepje te bombarderen, maar vergeleken bij Ruijters c.s. blijven ze aan de oppervlakte; diep graaft het niet. Het boek is verder maar matig uitgewerkt met voorbeelden. Wat me irriteert is de afwezigheid van een register. En in zo’n boek hoort ook een glossarium thuis, zodat gebruikers begripsbepalingen snel op kunnen zoeken.”
  • Sijtze de Roos: “Het is in mijn ogen een conceptueel en technisch kundig exposé van voor reflectie belangrijke elementen. De benadering is analytisch en nogal instrumenteel, zoals wanneer je bijvoorbeeld een specifiek soort motor – laten we zeggen die van een Volkswagen – uit elkaar neemt en laat zien wat er allemaal inzit, waarom en hoe. Daarin slagen de auteurs wat mij betreft; de begrippen worden goed – en met de aangehaalde literatuur kloppend – verklaard. Al met al presenteren zij zo een deelaspect van professioneel begeleiden; een keurige bouwtekening waarop alles netjes ingetekend staat. Maar met zo’n bouwplaat heb je nog geen motor. Die moet je zelf bouwen. In de praktijk. En die is natuurlijk niet zo overzichtelijk als je uit dit boek zou kunnen opmaken.”

In de discussie daarna bleef het boek in meerderheid overeind als een weliswaar beperkte, maar bruikbare, zij het niet voor iedereen even prettig leesbare tekst.

Uitleiding
Zoals gezegd is ook wat mij betreft Professioneel reflecteren een keurig methodiekboek, correct en overwegend helder, maar – terecht – beperkt van focus en opzet. Teksten als deze beperken zich tot ‘how to’- vragen, zoeken daar algemeen geldende antwoorden op en aanwijzingen bij, en abstraheren daarom noodzakelijkerwijs van concrete praktijken en direct herkenbare contexten. Van lezers wordt dan ook ‘terugvertaalarbeid’ verwacht. Dat is niet onredelijk, maar had wel wat meer uitnodigend naar voren gebracht mogen worden.


Sijtze de Roos is ex-president van de ANSE, redactielid van het Tijdschrift voor Coaching en betrokken bij PsychoSociaal digitaal.


Met dank aan mijn collega’s van de Studieclub Vakliteratuur Windesheim en (Verre) Omstreken: Gerry Aerts, Jetty de Groot, Corry Horrel, Marian van Ingen, Wilma Jansen Klomp en Stieneke Lucassen.


Referenties

  • Geenen, M.-J. (2017). Reflecteren: Leren van je ervaringen als professional. Bussum: Coutinho.
  • Hoonhout, M., Luijk, C. van, Duijnker, A., Knuwer, A., & Merkies, R. (2020). Professioneel reflecteren: Werkervaringen omzetten in beter handelen. Amsterdam: Boom.
  • Korthagen, F., Koster, B., Melief, K., & Tigchelaar, A. (2003). Docenten leren reflecteren: Systematische reflectie in de opleiding en begeleiding van leraren. Soest: Nelissen
  • Praag-van Asperen, H.M. (2000). Procestheorie. In H.M. van Praag-van Asperen & Ph. H. van Praag (Red.), Handboek supervisie en intervisie (3e dr.; p. 53). Leusden: De Tijdstroom.
  • Schön, D.A. (1991). Educating the Reflective Practitioner: Toward a New Design for Teaching and Learning in the Professions. San Francisco: Jossey-Bass.
  • Schön, D.A. (1995). The Reflective Practitioner: Hoe Professionals Think in Action. Aldershot: Arena Ashgate Publishing.
  • Zier, H. (1975). Leerzaam terugzien voor straks. In F.M.J. Siegers, P.M. Haan & A.M. Knoers (Red.), Supervisie 1: Theorie en Begrippen (2e dr.; pp. 85-103). Alphen a/d Rijn: Samsom.